Het grootbrengen van grasparkieten
Veel grasparkietenbezitters willen uit de eerste hand ervaren hoe hun eigen vogels hun kroost grootbrengen. Hoewel het kweekpaar het meeste werk doet, zijn er een paar dingen waar je als vogelbezitter rekening mee moet houden bij het kweken van grasparkieten. Onderzoek de kweekomstandigheden voordat je eindelijk stappen in deze richting zet.
Basisinformatie & fokvereisten
Als u zelf grasparkieten wilt kweken, kunt u de natuur niet zomaar zijn gang laten gaan in de vogelkooi. Hiervoor heeft u in Duitsland immers een fokvergunning nodig. Andersom overtreedt u zonder deze papieren de Dierziektewet (TierSG). De achtergrond van deze eisen is het tegengaan van de verspreiding van de gevaarlijke papegaaienziekte (psittacose). Deze zeer besmettelijke infectieziekte treft vooral jonge dieren, maar kan ook op mensen worden overgedragen - en is meestal dodelijk voor beide.
Buiten het wettelijke kader heb je natuurlijk voldoende informatie nodig om het kweken van parkieten te laten gedijen. De ouders moeten ten minste één jaar oud zijn en in goede fysieke conditie zijn wanneer ze voor het eerst uitkomen. Als ze jonger zijn, worden de vogels vaak overweldigd door het fokken. Naast het leggen van eieren zijn er immers nog andere taken: Allereerst natuurlijk het voeren en opvoeden van de kuikens, dwz de nestjongen onder de vleugels of borstveren oppakken en daar opwarmen.
Uitdagingen & potentiële problemen
Helaas zijn er ook complicaties bij grasparkieten die zelfs het leven van nestjongen en hennen in gevaar kunnen brengen. Legproblemen is een van de meest voorkomende problemen. Daarbij ontwikkelt de kip eieren die bijzonder dik zijn, een luidruchtige schaal hebben of vervormd zijn, die alleen maar moeilijk door de legboor kunnen schuiven en zelfs vast kunnen komen te zitten. Typische symptomen van een legprobleem zijn een gezwollen buik, symptomen van verlamming of kortademigheid. In dit geval moet onmiddellijk een vogeldierenarts worden geraadpleegd.
Een ander probleem doet zich soms direct na het uitkomen voor: sommige jonge vogels worden geboren met misvormde of gebroken snavels. Ook dan dient de dierenarts onmiddellijk te worden geïnformeerd. Vaak kan hij de snavel corrigeren. Anders bestaat het risico dat het nestjong nooit normaal kan eten.
Ook bij de mannelijke parkiet kunnen er problemen ontstaan; vooral bij jonge of onervaren dieren. Ze worden vaak overweldigd door het grootbrengen van de jongen en worden gevangen tussen twee instincten: de ene impuls vertelt hen om voor het nageslacht te zorgen, de andere - zelfbescherming - adviseert hen te vluchten. Als gevolg van dit interne conflict worden veel hanen nerveus (of zelfs agressief) en beginnen ze veren van de jongen te plukken. Als u dergelijk gedrag opmerkt of kale plekken op de jonge dieren ontdekt, moet u de haan onmiddellijk van de nakomelingen scheiden.
De nodige kweekaccessoires
Als je ondanks de mogelijke complicaties toch hebt besloten te gaan fokken, heb je speciale accessoires nodig: het allerbelangrijkste is een geschikte broedplaats. Zonder hen zullen de vogels in de eerste plaats niet paren. Als zogenaamde "grotkwekers" hebben grasparkieten een donkere holte nodig en daarvoor zijn nestkasten ideaal. Daarnaast is het belangrijk om de vogels een plek te geven waar de kuikens in alle rust kunnen worden grootgebracht. Het is belangrijk dat het voldoende bewegingsvrijheid biedt, aangezien ze meestal geen gebruik maken van de vrije vlucht die tijdens de fokkerij wordt geboden.
Last but not least passende voeding: Om de gezondheid van kippen en kuikens te waarborgen en het risico op legproblemen en misvormde eieren te minimaliseren, moeten fokdieren voer krijgen dat bijzonder rijk is aan vitamines en mineralen. Als voedingssupplement kunt u bijvoorbeeld het drinkwater van uw vogels verrijken met speciale vitamine- en mineraaldruppels.
Het broed- en kweekseizoen
Wanneer de geselecteerde vogels hebben gepaard, begint het vrouwtje met het voorbereiden van de nestkast. Zodra het eerste ei is gelegd, blijft de hen alleen daar en broedt het legsel uit. Ze verwarmt het ei met haar eigen lichaam de klok rond, terwijl de haan voedsel voor de kip binnenbrengt; verder is het meestal ongewenst in de nestkast. Er kunnen nu meer eieren volgen met tussenpozen van twee dagen. De incubatietijd van grasparkieten is gemiddeld 18 dagen, soms langer.
Na het uitkomen voedt de moeder de jongen met een melkachtige, papperige afscheiding; de voormaag. Na vier of vijf dagen begint de hen voormaagmelk te mengen met voorverteerde granen. De verhouding van de componenten verandert in de loop van de volgende dagen totdat het voer alleen uit granen, fruit en groenvoer bestaat.
De gemiddelde broedperiode, dwz de tijd tussen het uitkomen en het verlaten van het nest, is voor grasparkieten over het algemeen 40 dagen. Aan het einde van deze tijd doen de jonge dieren al hun eerste vliegpogingen. Zodra deze pogingen succesvol zijn, worden de nestvogels als "volwaardig" beschouwd. Dit betekent echter niet dat de kleintjes al onafhankelijk zijn. En tot die tijd moeten ze zeker bij hun moeder blijven.
Het belangrijkste criterium om te herkennen wanneer je de kleintjes kunt overhandigen is de "voedselsterkte"; dat wil zeggen wanneer de jonge dieren voldoende voedsel eten om op eigen kracht te kunnen overleven. Meestal duurt dit vijf tot zes weken. Om gezond sociaal gedrag te ontwikkelen, mag de jonge vogel pas tussen de achtste en twaalfde week van zijn ouders en broers en zussen worden gescheiden.
(Half)wezen & handopfok
Als de hen tijdens de opfok sterft, betekent dit niet automatisch dat de mannetjes de opfok overnemen. Dus als de kuikens door de vader worden afgewezen, moet je de nestjongen indien mogelijk bij een andere parkietenmoeder in het nest zetten. Vaak accepteert een reeds broedende duivin de nieuwkomers en verzorgt ze alsof ze van haar zijn. Lukt dat niet of is er geen tweede kweekkoppel beschikbaar, dan moet je de handopfok overnemen. Dit is vrij moeilijk en mag alleen in noodgevallen of door professionals worden gedaan.
Belangrijk: Helaas doet het gerucht nog de ronde dat met de hand grootgebrachte jonge duiven sneller tam worden. Ten eerste is dat niet waar, ten tweede sterven bij onervaren kwekers veel jonge duiven in de eerste dagen pijnlijk. Als alle andere maatregelen falen, kan handopfok alleen het laatste redmiddel zijn.