Op menig plaatselijke vijver bedekken waterlelies ten minste een deel van het oppervlak en trekken op magische wijze de aandacht met hun felle kleuren. Ze hebben een enorme variëteit, zowel wat betreft bloemen, bladeren als grootte. Voor elke vijver is er de juiste soort. Maar hoe zet je de "Koningin van de Vijver" eigenlijk neer in je eigen tuin?
Denk vooraf
Al voordat u zo'n drijfplant koopt, dient u zich bewust te zijn van de benodigde ruimte. Het gaat niet alleen om de diepte van de vijver, maar ook om het groeigedrag van de plant en het oppervlak dat de waterlelie dan moet bedekken. Hierbij moet worden opgemerkt dat ze soms het licht van andere (onder)waterplanten wegnemen en dus precies plannen welke soorten waar komen te staan. Er zijn alternatieven voor alle omstandigheden: er zijn soorten die een waterdiepte van 30 cm aankunnen en soorten die minstens een meter waterdiepte nodig hebben om zich te ontvouwen en dan tot 2 m² water te bedekken. Ook de juiste standplaats is belangrijk: de verschillende soorten verschillen enorm hier. De meesten willen een lichte en warme plek waar ze vijf tot zes uur zon per dag kunnen genieten. Andere soorten (aanzienlijk minder) gedijen ook in lichte schaduw en bloeien ondanks weinig zonlicht. Er zijn zelfs soorten voor diepe schaduw, zoals de " gele waterlelie ".
Waterlelies planten
Ook bij het planten zijn er een paar dingen waar je op moet letten: de makkelijkste manier is om waterlelies in grote gaasmanden te planten. Deze kunnen eenvoudig uit de tuinvijver worden verwijderd voor onderhoudswerkzaamheden. De maat moet zo worden gekozen dat de waterlelie zich enkele jaren kan ontwikkelen. Het moet dan echter in de loop van de tijd regelmatig worden verpot, zodat het zich volledig kan ontwikkelen. Voor kleine soorten zijn vaten met een inhoud van vijf liter voldoende, voor grote kan dit gemakkelijk tot 30 liter. De eigenlijke beplanting ziet er dan als volgt uit: De mand wordt gevuld met substraat, oftewel aarde. Deze grond dient een hoog kleigehalte te hebben, ongeveer 30% is ideaal. Zo loopt de aarde niet vol zodra de mand in het water komt. Het moet ook voedzaam zijn, zodat je niet hoeft te bemesten. Vervolgens plant je de waterlelie in deze aarde en daar ga je met de mand het water in. Dit moet je langzaam doen. Wil je waterlelies planten zonder mand, dan hoef je geen aarde door de vijver te verdelen; een plantenheuvel van ongeveer 20 cm hoog, omzoomd met stenen, is voldoende.
Wanneer de tijd daar rijp voor is, zijn er twee varianten: Bij het planten in de lente- en zomermaanden (mei tot juli) moet u het waterpeil van de vijver geleidelijk verhogen of de gaasmand geleidelijk in dieper water plaatsen: hierdoor kan het water lelies om hun groeisnelheid bij te houden. Afhankelijk van het type en de maat moet de plantdiepte tussen de 20 cm en 2 m liggen.
Het planten gaat makkelijker in de herfst (september tot net voor het vriespunt): Hier hoef je de plant niet stap voor stap te verdiepen omdat de plant niet bloeit. Het kan daarom direct in diep water worden gegooid. Aangezien de waterlelies meestal bloeien van mei tot september, moet je wat langer wachten voordat je kunt genieten van de pracht van je pas aangeplante beschermelingen.
Waar moet nog aan gedacht worden?
Een waterlelie moet je nooit uit het wild halen: sommige soorten zijn beschermd en de planten kunnen ook ziekteverwekkers en plagen bevatten, die je vervolgens in de vijver brengt. Als de plant, eenmaal geplant, te veel groeit en ook het licht verslindt dat andere planten nodig hebben, dan kun je hem matig uitdunnen en snoeien. Als dit proces zich echter herhaalt, moet je nadenken over het nemen van een kleinere soort. Ook als u rottende bladeren en onderstammen aantreft, moet u actie ondernemen. Deze kunt u het beste voor het planten verwijderen.